direct naar inhoud van Regels
Plan: Jachthaven Kortenhoef II Moleneind 23-25
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP9300Mlnnd232020-on00

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Jachthaven Kortenhoef II Moleneind 23-25 met identificatienummer NL.IMRO.1696.BP9300Mlnnd232020-on00 van de gemeente Wijdemeren.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 aanduidingsvlak

Een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 archeologie

De bestudering van menselijke geschiedenis door middel van de overblijfselen van materiële cultuur, de omgeving en van dierlijke resten.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

Een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouw- dan wel bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 bedrijfsgebouw

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.11 bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.12 bedrijfs- of dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.13 bestaand
  • bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.
1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw

Een op zichzelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

1.17 botenopslag

De opslag van boten.

1.18 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, of een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.22 dagrecreatie

Verblijf buitenshuis voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.

1.23 dagrecreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, met uitzondering van verblijfsrecreatieve voorzieningen.

1.24 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.26 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28 jachthaven

Een haven waar bedrijfsmatig voor pleziervaartuigen ligging, berging en onderhoud wordt geboden, met inbegrip van bijbehorende algemene ruimten zoals een kantoor, sanitaire voorzieningen, bergingen en andere nevenruimten.

1.29 ligplaats voor een woonschip of recreatiewoonschip

Een plaats in het water waar een woonschip, woonark of recreatiewoonschip, voor anker mag liggen, mag afmeren, of op enigerlei wijze met de vaste grond verbonden mag zijn.

1.30 ligplaats voor een pleziervaartuig

Een plaats in het water waarbij per ligplaats één pleziervaartuig mag afgemeerd zijn.

1.31 nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.32 maatvoeringsvlak

Een als zodanig aangegeven vlak ter plaatse van de aanduiding “maatvoeringsvlak” ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering.

1.33 peil
  • voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.34 pleziervaartuig

Elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport met uitzondering van een zeilplank.

1.35 recreatiewoning

Een gebouw dat periodiek dient als verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben, met inbegrip van short stay.

1.36 steiger

Bouwwerk in het water ondermeer bedoeld als aanlegplaats voor pleziervaartuigen.

1.37 waterhuishoudkundige voorzieningen

Al dan niet gebouwde voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en de scheepvaart.

1.38 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.39 woonschip
  • a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd, als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd, tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
  • b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder eerste punt in aanbouw;
  • c. een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder eerste punt kan worden opgebouwd;
  • d. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder bovenstaande punten dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;
  • e. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder alle bovenstaande punten.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de goothoogte van een bouwwerk
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. voor bouwwerken boven of in water: vanaf het waterpeil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. doeleinden voor natuur en landschap, zijnde het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van het gebied;
  • b. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. extensieve natuurgerichte recreatie.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 2 meter.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone wijzigingsgebied' wijzigen ten behoeve van de herinrichting van het gebied door het toevoegen van aanduiding "recreatiewoningen", met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter plaatse mogen maximaal 6 al dan niet gestapelde recreatiewoningen (mede ten behoeve van short stay) worden gerealiseerd, met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, water, groenvoorzieningen en natuur;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter;
  • c. bij de woningen zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • d. voor elke recreatiewoning moet minimaal 1,0 parkeerplaats beschikbaar zijn op het naastgelegen bestemmingsvlak Recreatie - jachthaven;
  • e. uit ecologisch onderzoek moet blijken dat de voorgenomen bouw en herinrichting kan worden gerealiseerd binnen de kaders van de Wet natuurbescherming;
  • f. uit verkennend bodemonderzoek blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit voldoende is voor de beoogde functie.

Artikel 4 Recreatie - jachthaven

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - jachthaven aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jachthaven;
  • b. bedrijfswoning;
  • c. aanlegsteigers voor pleziervaartuigen;
  • d. verhuur van boten;
  • e. reparatiewerkzaamheden behorende bij een jachthaven behorend tot milieucategorie 3;
  • f. de bedrijfsvoering van watersportbedrijven inclusief het bedrijfsmatig verhuren van boten en jachtmakelaardij;
  • g. sanitaire voorzieningen;
  • h. inpandige botenopslag;
  • i. buitenopslag voor boten;
  • j. watersportgerelateerde detailhandel;
  • k. ondergeschikte dienstverlening en kantoren;
  • l. dagrecreatief medegebruik;
  • m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, natuur, water, steigers, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, tuinen, erven en verkeersareaal;

alsmede voor:

  • n. recreatiewoningen al dan niet ten behoeve van short stay met bijbehorende tuinen ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning";
  • o. ligplaatsen voor woonschepen en woonarken met bijbehorende tuinen ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats".
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij een maximum oppervlakte is aangegeven, dan geldt dat oppervlakte als maximum;
  • c. maximum goothoogte: zoals op de verbeelding is aangeduid;
  • d. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangeduid.
4.2.2 Bedrijfswoning / dienstwoning
  • a. per jachthaven is maximaal één bedrijfswoning toegestaan met:
    • 1. een maximum oppervlakte van 100 m2;
  • b. bij een bedrijfswoning is maximaal één bijgebouw toegestaan met:
    • 1. een oppervlakte van 30 m2;
    • 2. een maximum goothoogte van 3 meter.
4.2.3 Bijgebouwen bij ligplaatsen woonschepen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij ligplaatsen voor woonschepen en woonarken gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bijgebouwen bij ligplaatsen voor woonschepen en woonarken mag per ligplaats niet meer bedragen dan 10 m2;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,50 meter.
4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter met uitzondering van erfafscheidingen;
  • b. erfafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze zonder omgevingsvergunning kunnen worden gerealiseerd, één en ander conform bijlage II, artikel 2 van het Besluit omgevingsrecht.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Woonschepenligplaats

Ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats" zijn maximaal 2 ligplaatsen voor woonschepen of woonarken toegestaan.

4.3.2 Woningen

Ter plaatse van de aanduiding "wonen" is per aanduidingsvlak één woning toegestaan die al dan niet voor short stay wordt gebruikt.

4.3.3 Recreatiewoningen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning" is per aanduidingvlak één recreatiewoning toegestaan.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding "maximaal 2 recreatiewoningen" per aanduidingsvlak 2 recreatiewoningen toegestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Percentages

Een in de planregels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het desbetreffende bouwvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

6.2 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voorzover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

6.3 Ondergronds bouwen

Bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten is, toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder gebouwen of onder bijgebouwen behorende bij gebouwen;
  • b. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijde van het gebouw;
  • c. voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten zijn aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw binnen een strook van 1,5 meter vanuit de bovengrondse voorgevel toegestaan, tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Parkeren

Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Het gemeentelijk parkeerbeleid (Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren) geldt hierbij als uitgangspunt.

7.2 Bouwregel

Een omgevingsvergunning voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken kan alleen worden verleend indien in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien één en ander conform de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren'.

7.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 7.2, indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan, indien het betreft:

  • a. het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalinginrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter;
  • b. het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, percentage en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de bepalingen inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • d. het overschrijden van de in de planregels genoemde maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, schoorstenen en torens van gebouwen, mits de hoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  • e. geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze planregels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen omgevingsvergunning van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • f. geringe overschrijdingen van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen is aangeduid niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 40 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.
8.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1 kan niet worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangepast.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 2 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. 

Artikel 10 Overige regels

10.1 Bestaande maten
  • a. Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, breedte, lengte aantallen en oppervlakten van bestaande bouwwerken, woonschepen en recreatiewoonschepen op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. Indien afstanden tot bestaande bouwwerken, woonschepen en recreatiewoonschepen op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen, woonschepen en recreatiewoonschepen is het bepaalde sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
10.2 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:


Regels van het bestemmingsplan Jachthaven Kortenhoef II Moleneind 23-25 .



Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van


………………………


De voorzitter, De griffier,


………. ………