direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Landgoed De Negen Linden
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP1300nld082010-on00

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf;
  • b. het behoud en het beheer van landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

3.2.1 Gebouwen
  • a. op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a mogen gebouwen die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1 m bedraagt;
  • b. de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, niet is toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag niet is toegestaan.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is - onverminderd het bepaalde in artikel 5 - niet toegestaan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren;
  • b. aanbrengen van wandel- en fietspaden en verhardingen;
  • c. verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie, waaronder begrepen het scheuren of frezen van graslandvegetaties;
  • d. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • e. aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • g. verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten;
  • h. bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid.

3.4.2 Uitzondering op aanlegverbod

De verbodsbepaling van lid 3.4.1 geldt niet voor:

  • a. de voltooiing van werken die bij het van kracht worden van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • b. werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • c. het normale onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming.

3.4.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.