direct naar inhoud van Regels
Plan: Partiële herziening Oud-Loosdrechtsedijk 30-36
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP6000Old30362018-on00

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

De partiële herziening bestemmingsplan "Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012" - Oud-Loosdrechtsedijk 30-36 met identificatienummer NL.IMRO.1696.BP6000Old30362018-on00 van de gemeente Wijdemeren.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 bestemmingsplan Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012:

Het bestemmingsplan "Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012" van de gemeente Wijdemeren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Wijdemeren op 28 mei 2015.

Artikel 2 Relatie plan - bestemmingsplan Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012

De regels behorende bij het bestemmingsplan Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012 zijn onverminderd van toepassing voor het onderhavige plan (met name Verkeer, Wonen -1 en Waarde – Archeologie 4) met uitzondering van de in dit plan gegeven aanvullingen/wijzigingen van de planregels en de verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': een zeilmakerij behorende tot categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 5': een groothandel in kranen en grondverzetmachines;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 6': een autoherstelinrichting behorende tot categorie 3.2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 7': een fabricagebedrijf van luidsprekers, overige akoestische activiteiten en houtbewerking behorende tot categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' (al): een agrarisch loonbedrijf behorende tot categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-8: een groothandel in technische en medische gassen en verkoop van lasapparatuur, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-9': een opslagtank voor vloeibare propaan is toegestaan;
    • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 10': een opstelplaats voor een tankauto is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 11': een bedrijf gericht op het vervaardigen van fonteinen en waterorgels behorende tot categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 12': een verhuurbedrijf van grondverzetmachines behorende tot categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 13':
    • 1. een winkel in dierbenodigdheden behorende tot categorie 1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
    • 2. een groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders behorende tot categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “groothandel”;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 14': een wagenbouwbedrijf behorende tot categorie 4.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 15': een bouw- en aannemingsbedrijf behorende tot categorie 3.2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 16': een transportbedrijf behorende tot categorie 3.2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 17': een dierenpension;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': instandhouding van cultuurhistorische waarden en kwaliteiten;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': een gemaal;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslag;
  • r. bedrijfswoningen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • s. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen met uitzondering van steigers, golfbrekers en oeverbeschoeiing.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven bebouwingsoppervlakte van het bouwvlak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte oppervlakte' bedraagt het maximaal te bebouwen oppervlak ten hoogste 212 m².

3.2.2 Overige gebouwen

Voor bouwen van overige gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag ten hoogste 4 m bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 8 m bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 3 m voor schotelantennes;
    • 6. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 7. 3 m voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

3.3.1 Algemeen
  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding bedrijf - 8' is in afwijking van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is de opslag toegestaan van:
    • 1. gasflessen voor brandbare gassen tot een hoeveelheid van 50 m³ waterinhoud;
    • 2. niet brandbare gassen tot een hoeveelheid van ten hoogste 50 m³;
    • 3. oxiderende gassen tot een hoeveelheid van 15 m³.
  • g. ter plaats van de aanduiding 'specifieke aanduiding bedrijf - 9' mag ten hoogste 8 m³ vloeibaar propaan worden opgeslagen.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding bedrijf - 13':
    • 1. is tevens een kleinschalige dierenartspraktijk toegestaan;
    • 2. bedraagt het bruto vloeroppervlak van de bedrijfsactiviteiten behorend tot categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten niet meer dan 20% van het totale bruto vloeroppervlak.
3.3.2 Buitenopslag

Ten behoeve van buitenopslag geldt het volgende:

  • a. buitenopslag is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' is het niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor opslag van goederen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste een categorie hoger dan in 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in 3.1 genoemd.

3.4.2 Buitenopslag

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van 3.3.2 ten behoeve van de minimale afstand tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van het volgende:

  • a. de verkeersveiligheid mag niet in het geding zijn;
  • b. de nieuwe locatie ten behoeve van buitenopslag dient vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar te zijn.

3.4.3 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van 3.3.1 sub e en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn, indien er sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende bouwvlak te wijzigen in de volgende bestemmingen:

  • a. wonen/agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  • b. kantoren zonder baliefunctie;
  • c. prostitutiebedrijf;
  • d. vergadercentrum;
  • e. expositieruimte/atelier; praktijkuitoefening;
    met inachtneming van het volgende:
    • 1. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
    • 2. bij wijziging dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid
  • f. voor de betreffende functie binnen het bestaande bouwvlak;
    • 1. bij wijziging ten behoeve van prostitutiebedrijven gelden de volgende bepalingen:
    • 2. wijziging ten behoeve van prostitutiebedrijven is uitsluitend toegestaan buiten de gebieden die zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding 'prostitutiebedrijf niet toegestaan' is wijziging niet toegestaan;
    • 3. de vloeroppervlakte van een prostitutiebedrijf mag niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 4. indien het gebruik als prostitutiebedrijf beëindigd wordt, vindt wederom wijziging;
    • 5. plaats naar hetzij de perceelsbestemming die het betreffende bouwvlak had voordat de prostitutiebedrijf hier gevestigd was, hetzij naar een andere hierboven genoemde functie waarbij de bestemming, voordat wijziging naar prostitutiebedrijf heeft plaatsgevonden, het uitgangspunt is.

3.5.2 Registratie: geen uitbreiding van bebouwing

Indien voor een vervolgfunctie op bouwvlakken met de bestemming Bedrijf een wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, geldt het volgende:

  • a. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwregel bepaald, dat er voor de in 3.5.1 genoemde functies geen nieuwe gebouwen mogen worden opgericht en dat de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in 3.5.1 genoemde gebruik een aanvang neemt, evenmin qua oppervlakte en hoogte mogen worden uitgebreid;
  • b. de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvan bij omgevingsvergunning afwijking is verleend.

3.5.3 Ruimte-voor-ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één extra woning in ruil voor afbraak van aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestemming van het gehele bouwvlak dient gewijzigd te worden in de bestemming Wonen - 1;
  • b. na wijziging is het bepaalde in artikel 22 van overeenkomstige toepassing;
  • c. door de bouw van de woning mogen de gebruiksmogelijkheden voor de nabijgelegen gronden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. uitsluitend indien sanering van minimaal 1.000 m² van de bedrijfsbebouwing plaatsvindt, mag één extra woning worden gebouwd met een maximale oppervlakte van maximaal 190 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen);
  • e. indien op het perceel minder dan 1.000 m² bedrijfsbebouwing aanwezig is, dient voor de bouw van één extra woning met een maximale oppervlakte van 150 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) minimaal 650 m² van de bedrijfsbebouwing te worden gesaneerd;
  • f. de goothoogte van een woning mag niet meer dan 3,5 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • g. met dien verstande dat de bepalingen betreffende oppervlakten en hoogten bepaald onder d, e en f onverkort blijven gelden;
  • h. in ieder geval dient te worden voldaan aan het bepaalde in 31.1;
  • i. is aangetoond dat er geen sprake is van externe effecten op natura2000 gebieden.

3.5.4 Wijzigen met inachtneming cultuurhistorische waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het onder 3.5.2 bepaalde te wijzigen ten behoeve van nieuwbouw in ruil voor afbraak van aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken, met een maximum van 200 m²;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de nieuw op te richten bebouwing mag maximaal 3,5 m respectievelijk 6,5 m bedragen;
  • c. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht en waarbij doorzichten zo mogelijk worden hersteld;
  • d. sanering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is uitsluitend toelaatbaar, indien de bebouwing in zodanig slechte staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd.

Artikel 4 Waarde - Bedrijfsvoering

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Bedrijfsvoering" aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming van de op deze gronden voorkomende waarden die worden ontleend aan de bedrijfsvoering van het op het perceel gevestigde bedrijf met de bijbehorende verkeersbewegingen en laad- en losactiviteiten, alsmede de daarbij behorende ruimtelijke inpassing, zoals met name de afstand tussen de bedrijfsactiviteiten en de nabijgelegen woningen.

4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de samenvallende bestemming (artikel 22 Wonen-1) mogen op de gronden als bedoeld in 4.1 geen nieuwe woningen, inclusief aan- en uitbouwen, alsmede vergunningsvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 en 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Antidubbeltel regel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slot regels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: "Regels van de Partiële herziening bestemmingsplan "Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012" – Oud-Loosdrechtsedijk 30-36".