Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Overmeer-Zuid te Nederhorst den Berg
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1696.BP1500overzuid2010-ON01

Artikel 11 Wonen-2

11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
11.2.1 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen in het bouwvlak gebouwd;
  2. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan is aangeduid;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  4. indien geen bebouwingstypologie is opgenomen mogen uitsluitend vrijstaande, twee onder een kapwoningen en rijwoningen gerealiseerd worden;
  5. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  6. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  7. indien geen maatvoeringaanduiding voor de bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte niet meer dan 9 m bedragen;
  8. de rooilijn van naast elkaar gelegen vrijstaande woningen en of twee onder een kapwoningen dienen minimaal 1 meter van elkaar te verspringen.
11.2.2 Aan- en bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden in de perceelsgrens of op ten minste 1 m afstand van de perceelsgrens gebouwd;
  2. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  4. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% tot een maximum van 50 m² bedragen van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in artikel 11 lid 2.1  , met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  5. in afwijking van het bepaalde artikel 11 lid 2.2 sub a   mag het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 75 m² bedragen, indien de oppervlakte van het bij de hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in artikel 11 lid 2.1  ten minste 250 m² bedraagt.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5 m;
  5. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijking met betrekking tot de erfbebouwing
  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 2.2   met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte van de bebouwing maximaal 25 m² mag bedragen;
    2. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden geschaad;
    3. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet mag worden aangetast
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Algemeen
  1. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
11.4.2 Aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijven
In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. de aan-huis-verbonden beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt;
  2. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie A en B1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  3. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  4. de activiteiten mogen geen detailhandel of horeca betreffen;
  5. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Afwijking mantelzorg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bijzondere gebruiksverbod voor het toestaan van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. de omgevingsvergunning vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  4. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte.
11.5.2 Voorwaarden afwijking mantelzorg
Omgevingsvergunning wordt alleen verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.