Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Overmeer-Zuid te Nederhorst den Berg
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1696.BP1500overzuid2010-ON01

4.7 Luchtkwaliteit

De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. De wet vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te passen, als gevolg van hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijk ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden luchtkwaliteit.
 
Met name paragraaf 5.2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe paragraaf 5.2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
 
Wat het begrip 'in betekende mate' precies inhoudt, staat in een Algemene Maatregel van Besluit (AMvB). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
 
Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden. Binnen het NSL werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • een project "niet in betekende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er derhalve doorgaans twee aspecten in beeld worden gebracht. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet blijken of het project is aan te merken als een NIBM-project en dus niet zal leiden tot een verslechterde luchtkwaliteit.
 
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze AMvB wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provincialen- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer, dat via een amendement van de Tweede Kamer in de Wm is opgenomen.
 
Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen een afstand van: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg en waar overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) plaatsvindt, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen.
 
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
  • scholen;
  • kinderdagverblijven;
  • verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. In casu kan niet gesproken worden van een dergelijke functie. In het geval van onderhavig plan is er sprake van een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen, te weten een kinderdagverblijf. Gelet op dit feit zal er voor de ontwikkeling rekening dienen te worden gehouden met in hoeverre de luchtkwaliteit in omgeving de ontwikkeling toe laat. Aan de oostzijde van het plangebied ligt een provinciale weg. Het kinderdagverblijf komt op meer dan 50 meter van de provinciale weg te liggen.
 
Aan de andere kant moet in het kader van de luchtkwaliteit tevens bepaald worden in hoeverre de nieuwe ontwikkeling leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van de NIBM-norm wordt bepaald of een project wel of niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. De totale ontwikkeling van het project Overmeer-Zuid omvat naast wonen, tevens voetbalvelden en tennisbanen. Deze functies hebben een verkeersaantrekkende werking. Gelet op de toename in verkeersbewegingen is het noodzakelijk door middel van een luchtkwaliteitonderzoek te bepalen wat de invloed is van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit en of de wettelijke normen hierdoor niet zullen worden overschreden. Op basis van deze onderzoeksresultaten kan gesteld worden of het project een noemenswaardige invloed heeft op de luchtkwaliteit ter plaatse. Op basis van de uitgangspunten van het AMvB kan worden gesteld dat het initiatief binnen de regeling NIBM valt. Echter ter extra onderbouwing en gelet op de aard van de ontwikkeling is een luchtkwaliteit onderzoek uitgevoerd.
 
Luchtkwaliteitonderzoek
Grontmij heeft onderzocht hoe het verkeer dat door de nieuwe ontwikkeling en de bouwactiviteiten wordt gegenereerd de luchtkwaliteit beïnvloedt. Het rapport 1 omvat een toetsing van de resultaten aan de toetsjaren 2010 en 2020. Op deze wijze is in beeld gebracht of het aspect luchtkwaliteit van invloed is op onderhavige ontwikkeling.
Op basis van de resultaten van de berekeningen kan worden geconcludeerd dat zowel de autonome als de situatie met planrealisatie voor beide toetsjaren voldoet aan de NIBM-grenswaarde van 1,2 μg/m³ van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling van het project Overmeer-Zuid.
 
Conclusie
In het onderhavige project is er sprake van een gevoelige bestemming, te weten een kinderdagverblijf. Het kinderdagverblijf ligt op meer dan 50 meter van de dichtsbijzijnde provinciale weg. Derhalve kan worden gestelde dat de luchtkwaliteit in de directe omgeving van het plangebied de ontwikkeling van het kinderdagverblijf toelaat. Gelet op de verkeersaantrekkende functies in de directe omgeving van het kinderdagverblijf is er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek is vastgesteld dat de ontwikkeling van de verkeersaantrekkende functies niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van de resultaten kan de ontwikkeling worden geclassificeerd als een NIBM-project.