Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Overmeer-Zuid te Nederhorst den Berg
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1696.BP1500overzuid2010-ON01

4.8 Flora en Fauna

In het kader van de een goede ruimtelijke onderbouwing moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten zoals de Flora- en faunawet die noemt. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Voorts moet bekeken worden of er effecten zijn op aangewezen gebieden, zoals Vogel- en/of Habitatrichtlijngebieden en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
 
4.8.1 Natuurbescherming
Natuurbeschermingswet (1998)
Nederland heeft sinds 1998 een nieuwe natuurbeschermingswet, die zich alleen richt op de bescherming van gebieden. De verplichtingen die voortkomen uit Europese regelgeving ten aanzien van de bescherming van soorten zijn opgenomen in de Flora- en faunawet. Sinds 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet gewijzigd en zijn de bepalingen vanuit de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn, aangevuld met de vroegere Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten, in de wet verwerkt.
In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:    
  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);     
  • beschermde Natuurmonumenten;   
  • wetlands.
Om de mogelijke gevolgen van de ontwikkeling van het project Overmeer-Zuid inzichtelijk te maken is er een quickscan1  uitgevoerd. De quickscan heeft de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde natuurgebieden in beeld gebracht. Uit de resultaten van de quickscan volgt dat het op ongeveer 500 meter ten noorden van het plangebied het Natura2000 gebied 'Oostelijke Vechtplassen' is gelegen. Ditzelfde gebied is eveneens ten zuiden van het plangebied is op circa 1100 meter gelegen. Voor deze gebieden geldt een externe werking. Dit houdt in dat het gebied ook getoetst dient te worden op beschermde soorten, habitats en hun instandhoudingsdoelen.
 
Tussen het beschermde Vogelrichtlijngebied en het plangebied liggen veel bufferende elementen als huizen, wegen en bossages. Gelet op het feit dat de sportfunctie grotendeels behouden blijft en er huizen worden gebouwd, zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de aangewezen vogelsoorten. Verstorende effecten als gevolg van ingrepen in het plangebied zijn gezien de afstand van meer dan een kilometer en het bufferende effecten van de dijk tegen het plangebied, wegen en agrarische bedrijven niet te verwachten
  
Ecologische Hoofdstructuur
De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszone. De EHS is gebaseerd op de nationale Ecologische Hoofdstructuur. De nationale EHS vormt de basis voor het Nederlands natuurbeleid en heeft als doel de nationale flora en fauna te beschermen. Nieuwe ruimtelijk ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de EHS en mogen geen afbreuk doen aan de aanwezige natuurwaarden.
Op grond van de Wet Milieubeheer zijn gebieden aangewezen, waar het milieu bijzondere bescherming behoeft.
Het is van belang dat de samenhang van de EHS niet door verstedelijking (en ander bebouwing) en infrastructuur wordt verbroken. Indien nieuwe vormen van ruimte- en bodemgebruik binnen de EHS gewenst zijn, dan dient de functie de EHS te ondersteunen en zo mogelijk te versterken. Om dit te beoordelen is de aard van het gebruik en de plaats binnen de EHS van belang. EHS bestaat uit verschillende natuurgebieden en zijn door zogenaamde Ecologische Verbindingszones (evz) met elkaar zijn verbonden. De evz's bestaan uit natuurstroken met stapstenen (rust en fourageergebieden) en ze zorgen ervoor dat diersoorten van het ene naar het andere gebied kunnen migreren.
 
Het onderhavige plangebied is gelegen in de provincie Noord-Holland. De Ecologische Hoofdstructuur van de provincie Noord-Holland is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in de provincie. De EHS van Noord-Holland heeft een oppervlakte van 96.500 ha. Dit is exclusief grote wateren. In overleg met het Rijk dient de geplande EHS in 2018 gerealiseerd te zijn. Sinds 2008 is de provincie bezig met een 'herijking' van de EHS. Het doel van de herrijking is een ecologisch betere, financieel haalbare en sneller realiseerbare EHS te bereiken. De herijking zorgt voor een kritische kijk op de huidige begrenzing van de EHS. Het gevolg hiervan is dat sommige gebieden met een te lage ecologische waarde uit de EHS worden gehaald. Maar er worden ook nieuwe gebieden aan de EHS toegevoegd, omdat hier ecologische kansen liggen. Door het verwijderen en toevoegen blijft het aantal hectares gelijk. Om de herijkking voldoende structuur te geven hebben de Gedeputeerde Staten op 10 februari 2009 de uitgangspunten, werkwijze en planning vastgesteld. 
 
In de quickscan is eveneens bepaald in hoeverre de ontwikkeling van invloed is op de EHS. Het plangebied is gelegen nabij de EHS water. Het betreft de evz langs de rivier de Vecht. Dit is een gebied met bijzondere kenmerken voor natuur en landschap, waar in de planvorming rekening mee zal is gehouden. De bescherming van dit gebied is geregeld in het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2015 en de Provinciale Milieuverordening. Hieruit volgt dat ontwikkelingen binnen de ecologische verbindingszone mogelijk zijn, als ze passen binnen de natuurdoelen voor het gebied en als deze ontwikkelingen de identiteit van het landschap versterken. Deze zijn beschreven in de Beleidsvisie Ontwikkeling Provinciale Ecologische Hoofdstructuur van mei 1993 en in de nota Natuurdoeltypen in Noord-Holland van augustus 2000. Tussen het plangebied en de rivier is een brede weg gesitueerd. Daarbij is er in de Vecht een aantal woonboten gesitueerd. Gelet op deze elementen en de beoogde functies, zijn er nauwelijks negatieve effecten te verwachten. De mogelijk effecten als gevolg van lichtverstoring kunnen worden voorkomen door gebruik van aangepaste lichtarmaturen en het handhaven of gelijkwaardig terug brengen van de singels aan de randen van de velden.
 
Conclusie natuurbescherming
Uit de resultaten van de quickscan blijkt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op de omliggende natuurgebieden. Tussen de beschermde natuurgebieden en de planlocatie liggen elementen die een bufferende werking hebben. Vanuit het aspect natuurbescherming zijn er geen bezwaren tegen de inpassing van het project Overmeer-Zuid op de beoogde planlocatie.  
4.8.2 Soortenbescherming
Flora- en faunawet (2002)
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Sinds de inwerkingtreding van de AMvB (2005) worden er drie categorieën beschermingsniveaus onderscheiden waarop het ontheffingsregime is gebaseerd. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. Er zijn een tweetal algemene voorwaarden vanuit de Flora- en faunawet van toepassing:
  1. in het broedseizoen van vogels (half maart tot half juli) mogen de vegetatie, bosjes en opstallen in het projectgebied niet worden verwijderd. De start van werkzaamheden tijdens deze periode zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zouden kunnen verstoren;
  2. op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.
Dit kan door:
  • het beperken van verlichting tijdens de avonduren in zomer, voorjaar en herfst ten behoeve van vleermuizen en andere nachtdieren;
  • het slopen en rooien starten buiten het voortplantingsseizoen en het winter(slaap)seizoen. Zodat het projectgebied ongeschikt is voor dieren.
In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing dienen er ten behoeve van het aspect Flora en Fauna twee standaard aanbevelingen te worden gedaan. Ten eerste ten aanzien van de vleermuizen. Een mogelijk voorkomende soortgroep zijn namelijk de beschermde vleermuizensoorten. Voor deze soorten geldt bij aantasting van vaste rust- en verblijfsplaatsen een ontheffingplicht in het kader van de Flora- en faunawet.
Een verdere aanbeveling geldt voor de rugstreeppad. Rugstreeppadden overwinteren in braakliggende en opgespoten, vergraafbare (zandige) terreinen. Bij grondwerkzaamheden en als er zand wordt opgespoten, wordt het terrein geschikt voor deze strikt beschermde soort. In het kader van de zorgplicht wordt daarom aanbevolen het terrein niet langer dan strikt noodzakelijk braak te laten liggen. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar de periode augustus-april. Maatregelen om kolonisatie door de rugstreeppad te voorkomen zijn:
  • paddenschermen plaatsen, als de bouw langere tijd wordt stil gelegd in braakliggende toestand;
  • afdekken of dempen van natte plekken.
Naast de twee standaard aanbevelingen dient op grond van de flora en fauna wetgeving onderzocht te worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten, de zogenaamde rode lijst, en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. Hier betreft het de ontwikkeling van woningbouw en de herontwikkeling van de sportfunctie binnen bestaand bebouwd gebied van de kern Nederhorst den Berg. Het plangebied bestaat voornamelijk uit voetbalvelden met daarom heen rijen met oude (monumentale) volwassen Essen en een aantal watergangen. Daarnaast maakt een voormalig volkstuinencomplex ook onderdeel uit van het plangebied. De huidige bebouwing zal in het kader van het project Overmeer-Zuid worden gesloopt en de begroeiing zal deels worden gekapt.
 
Afbeelding 16: Rapportage kilometerhok
 
Afbeelding 16 toont een rapportage van het Natuurloket, hieruit blijkt dat het kilometerhok waar de projectlocatie binnen valt nauwelijks tot slecht is onderzocht. Uit de resultaten blijkt echter dat er in het kilometerhok beschermde diersoorten voorkomen. Gezien de beoogde werkzaamheden is er een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Hiermee is in beeld gebracht welke consequenties er vanuit de Flora en faunawet zijn voor de planontwikkeling.
 
Quickscan Flora en Fauna
Voor het plangebied is door Laneco Landschaps en Ecologisch advies op 10 juli 2009 een quickscan Flora en Fauna2  uitgevoerd. Uit de quickscan volgt dat in het plangebied de egel, de mol, verschillende muizen, marterachtigen, de kleine watersalamander, de bruine kikker en de gewone pad kunnen voorkomen. Op basis van de verspreidingsgegevens en de aanwezige biotopen kan een aantal van de soorten niet worden uitgesloten, te weten: vleermuizen, vissen, poelkikker en de grote bonte specht. Laneco adviseert nader onderzoek naar deze soorten uit te voeren. Nader onderzoek kan tevens de grootte van de populatie bepalen. Tijdens het veldonderzoek ten behoeve van de quickscan is er een ringslang aangetroffen. De beoogde ontwikkeling kan leiden tot een aantasting van de vaste rust- en verblijfplaats. Indien tijdens het nader onderzoek de ringslang opnieuw wordt aangetroffen is er voor de ringslang een ontheffing Flora- en faunawet nodig.  
 
Nader onderzoek flora en fauna
In navolging van de resultaten van de quickscan is er nader onderzoek3  uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied.
 
Vleermuizen
Onderzoek winterverblijven vleermuizen
Naar aanleiding van de resultaten van de quickscan Flora en Fauna is er eveneens nader onderzoek4   uitgevoerd naar de winterverblijven voor vleermuizen in het plangebied van Overmeer-Zuid. Nabij het plangebied zijn drie bunkers aangetroffen die een functie kunnen vervullen voor overwinterende vleermuizen. Gedurende de inventarisatieronden zijn er geen uitvliegende vleermuizen waargenomen. Negatieve effecten op potentiële winterverblijven als gevolg van de ingreep kunnen worden uitgesloten. Wel is geconstateerd dat bij verlichting van de sportvelden de zuidzijde van de dijk beperkt wordt gebruikt als vliegroute. In de toekomst zal dit eveneens mogelijk zijn.
 
Onderzoek vleermuizen zomerperiode
In de zomer zijn er verschillende vleermuissoorten waargenomen. Op vier soorten is geen effect te verwachten. Voor één soort geldt echter dat het verwijderen van de groenelementen in het plangebied zal leiden tot een indirect effect. Dit betekent een indirecte aantasting van een verblijfplaats. Verder is geconstateerd dat ook in de zomerperiode de zuidzijde van de dijk wordt gebruikt als de lampen van de voetbalvelden aan zijn.
 
Jaarrond beschermde soorten
Van de lijst met beschermde soorten maken twee soorten gebruik van het plangebied, te weten de huismus en de steenuil.
 
Amfibieën, reptielen en vissen
Uit de soortgroepen amfibieën, reptielen en vissen zijn geen strikt beschermde soorten aangetroffen in het plangebied van het project Overmeer-Zuid. In een eerste inventarisatie is eveneens een ringslang aangetroffen. Tijdens het nader onderzoek is deze niet meer waargenomen.
 
Conclusie
De resultaten van de quickscan flora en fauna en het nader onderzoek tonen dat er een aantal beschermde diersoorten voorkomen in het plangebied van het project Overmeer-Zuid. In navolging hierop is in opdracht van de gemeente Wijdemeren een projectplan flora- en fauna opgesteld. Dit projectplan beschrijft de compenserende en mitigerende maatregelen. De maatregelen zijn zodanig opgesteld dat de negatieve gevolgen voor flora- en fauna volledig worden gecompenseerd. Ontheffing van de Flora- en fauna wet is derhalve niet noodzakelijk. Het projectplan is voorgelegd aan het ministerie van EL&I ter beoordeling. op 27 april 2012 heeft de Dienst regelingen van het ministerie van ELI ingestemd met het projectplan en een zogenaamde positieve afwijking gegeven. Dit houdt in dat het toegestaan is de voorgenomen werkzaamheden zonder ontheffing uit te voeren mit de maatregelen zoals opgenomen in het projectplan en in de positieve afwijking worden uitgevoerd.